Bij veel Nederlandse gemeenten is sprake van financiële deelneming in of sterke betrokkenheid bij bedrijven met een maatschappelijk belang, zoals bijvoorbeeld theaters en waterleidingmaatschappijen. Dergelijke deelnemingen staan al enige tijd ter discussie als er ook een commercieel belang bestaat, zeker in het licht van de op stapel staande wijziging in de Mededingingswet.
UNO bedrijfsadviseurs heeft – als haar naam al doet vermoeden – veel en vaak te maken met ondernemingen in bijzondere situaties. De laatste jaren werken wij in toenemende mate echter ook in opdracht van lagere overheden die of als aandeelhouder/belanghebbende of als toezichthouder/stakeholder een positie bij een onderneming bekleden.
UNO wordt in voorkomende gevallen gevraagd om in opdracht van de lagere overheid de betreffende situatie te beoordelen en een waardeoordeel te geven over de plannen, aanpak en prognoses.
Een paar geanonimiseerde voorbeelden:
Een gemeente heeft een culturele instelling binnen haar grenzen waaraan jaarlijks een financiële bijdrage wordt geschonken. De gemeente wenst dat deze organisatie goed functioneert in het publieke domein en continuïteit heeft.
UNO heeft in opdracht van gemeente in volledige transparantie met de betreffende instelling alle facetten kunnen beoordelen en objectiveren.
Resultaat is een onomwonden oordeel en desgevraagde aanbeveling. Bijkomend voordeel is dat door middel van de objectivering door een derde als het ware een nieuw startpunt ontstaat in de samenwerking.
Een gemeente- en provinciebestuur worden aangesproken voor een financiële bijdrage ter voorkoming van discontinuïteit van een onderneming waarvan het voortbestaan onmiskenbaar een maatschappelijk belang dient. Het vraagstuk an sich maar ook de toereikendheid van de gevraagde middelen zijn onderzocht en gevalideerd.
Veel voorkomend fenomeen daarbij is dat UNO wordt gevraagd om in vervolg op haar opdracht de beoordeelde instantie daarna te adviseren. Standpunt is dat we dat niet doen tenzij met nadrukkelijke toestemming van onze oorspronkelijke opdrachtgever.
Tenslotte: Het meest ingrijpende advies is dat een lagere overheid haar deelneming of onderdeel van haar deelneming moet afstoten omdat volgens de Mededingingswet of de oorspronkelijke doelstelling de bedrijfsactiviteit niet meer passend is en het aandeelhouderschap daarmee ongewenst.
In dergelijke situaties (eigenlijk distressed M&A) treedt UNO op voor de betreffende (lagere) overheid om het belang te waarderen en te gelde te maken. Tot dusver is dat telkens succesvol verlopen. In het afgelopen jaar zijn twee deelnemingen voor een hogere prijs dan de boekwaarde/verkrijgingsprijs in opdracht van een lagere overheid vervreemd.